Er is veel belangstelling voor de richtlijn emissieveiligheid gespoten PURschuim, die het Kennisplatform in april 2020 publiceerde (https://www.gespotenpurschuim.nl/richtlijn-emissieveiligheid-gespoten-purschuim/). Het Kennisplatform heeft deze richtlijn samen met RPS-Analyse ontwikkeld om de emissies van bestaande en nieuwe polyurethaanschuimproducten te kunnen beoordelen. Hier zetten we in het kort enkele vragen over de nieuwe richtlijn en de daarbij behorende antwoorden op een rij.
Wat was de aanleiding voor de ontwikkeling van de richtlijn emissieveiligheid?
De afgelopen jaren zijn er veel nieuwe producten op de markt gekomen. Om vast te stellen of de emissies van deze producten veilig zijn voor bewoners heeft de branche nu een uniforme meet- en beoordelingsmethode ontwikkeld. Aan de hand van deze methode kunnen certificeringsinstellingen de meetresultaten van zowel nieuwe als bestaande producten onder geconditioneerde omstandigheden beoordelen.
Om welke emissies gaat het?
Kenmerkende stoffen die gebruikt worden bij gespoten polyurethaan zijn di-isocyanaten, zoals 2,4’- en 4,4’-MDI en pMDI. Daarnaast gaat het om additieven, zoals vluchtige en semivluchtige koolwaterstoffen (VOC/SVOC).
Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?
Er is bewust gekozen voor het meten onder standaardomstandigheden, zodat resultaten goed met elkaar vergelijkbaar zijn. Er zijn immers al veel gegevens beschikbaar vanuit praktijkmetingen in woningen, die uitgevoerd zijn door zowel TNO als RPS. Door de gecombineerde beoordeling in een laboratorium en in een gestandaardiseerde praktijksituatie ontstaat een compleet en goed vergelijkbaar beeld van de emissies van een product in de praktijk.
Om de betrouwbaarheid en reproduceerbaarheid van metingen aan te tonen heeft RPS-Analyse diverse validatiemetingen uitgevoerd, waarbij de omstandigheden zo veel mogelijk vergelijkbaar waren met de praktijksituatie. Dit gebeurde conform de richtlijn in een spraycabine met een ventilatievoud (aantal keren per uur dat de ruimte van verse lucht wordt voorzien) tot maximaal 30 keer de ruimte-inhoud per uur. De emissiemetingen vonden twee uur na het sprayen plaats, wat overeenkomt met de terugkeertijd van bewoners. Vervolgens zijn in een hiervoor geaccrediteerd laboratorium emissiemetingen uitgevoerd van een stuk uitgehard schuim; 1, 3 en 28 dagen na verwerking.
Wat ligt ten grondslag aan de grenswaarden die in de richtlijn staan?
Deze grenswaarden zijn gebaseerd op waarden die worden gehanteerd door instanties als de SER, de Gezondheidsraad, het RIVM en TNO.
Op welke producten heeft de richtlijn betrekking?
Op alle polyurethaansprayschuimisolatieproducten, zowel open- als geslotencellig materiaal.
Wat hebben bewoners aan de nieuwe richtlijn?
De richtlijn heeft als doel om optimale veiligheid voor bewoners blijvend te borgen. Daarom beschrijft de richtlijn een uniforme en objectieve meet- en beoordelingsmethode voor alle relevante emissies die vrijkomen tijdens het spuiten van PURschuim en de periode daarna. Met de resultaten kan worden bepaald of een product voldoet aan de wettelijke eis dat bewoners na twee uur weer veilig in huis kunnen verblijven.
Wanneer is de nieuwe richtlijn ingevoerd?
In 2020 worden alle PURschuimproducten getoetst op basis van de richtlijn. Vanaf 2021 zullen de producten hieraan moeten voldoen om onder certificaat te kunnen worden verwerkt.